expense
US /ɪkˈspens/
UK /ɪkˈspens/
1.
uitgave, kosten
the cost of something
:
•
Buying a new car is a big expense.
Een nieuwe auto kopen is een grote uitgave.
•
We need to cut down on our daily expenses.
We moeten onze dagelijkse uitgaven verminderen.
2.
kosten, uitgaven
money spent by a business or organization on something
:
•
Travel expenses for employees are reimbursed.
Reiskosten voor werknemers worden vergoed.
•
The company is trying to reduce its operating expenses.
Het bedrijf probeert zijn operationele kosten te verlagen.