exempt
US /ɪɡˈzempt/
UK /ɪɡˈzempt/
1.
vrijgesteld, uitgezonderd
free from an obligation or liability imposed on others
:
•
Students are exempt from paying taxes on their scholarships.
Studenten zijn vrijgesteld van het betalen van belastingen over hun beurzen.
•
The new law will exempt small businesses from certain regulations.
De nieuwe wet zal kleine bedrijven vrijstellen van bepaalde regelgevingen.
1.
vrijstellen, uitzonderen
to free from an obligation or liability imposed on others
:
•
The government decided to exempt certain goods from import duties.
De regering besloot bepaalde goederen van invoerrechten te vrijstellen.
•
They tried to exempt themselves from the new rules.
Ze probeerden zichzelf van de nieuwe regels te vrijstellen.