entrancing
US /ɪnˈtræn.sɪŋ/
UK /ɪnˈtræn.sɪŋ/

1.
betoverend, fascinerend, innemend
captivating; enchanting; delightful
:
•
The ballerina's performance was truly entrancing.
De uitvoering van de ballerina was werkelijk betoverend.
•
She had an entrancing smile that lit up the room.
Ze had een betoverende glimlach die de kamer verlichtte.