elderly

US /ˈel.dɚ.li/
UK /ˈel.dɚ.li/
"elderly" picture
1.

bejaard, oud

old or aging, especially of people

:
The elderly couple enjoyed a quiet walk in the park.
Het bejaarde echtpaar genoot van een rustige wandeling in het park.
Special services are available for elderly residents.
Speciale diensten zijn beschikbaar voor oudere bewoners.
1.

de ouderen, bejaarden

old people collectively

:
The government has a responsibility to care for the elderly.
De overheid heeft de verantwoordelijkheid om voor de ouderen te zorgen.
A new community center is being built for the elderly.
Er wordt een nieuw gemeenschapscentrum gebouwd voor de ouderen.