earth

US /ɝːθ/
UK /ɝːθ/
"earth" picture
1.

aarde, wereld

the planet on which we live; the world

:
The Earth revolves around the Sun.
De aarde draait om de zon.
We need to protect our beautiful Earth.
We moeten onze prachtige aarde beschermen.
2.

aarde, grond

the substance of the land; soil

:
The farmer tilled the earth to prepare for planting.
De boer bewerkte de aarde om te planten.
After the rain, the smell of fresh earth filled the air.
Na de regen vulde de geur van verse aarde de lucht.
1.

aarden, gronden

connect (an electrical device) to the ground

:
Make sure to properly earth the appliance before use.
Zorg ervoor dat u het apparaat voor gebruik goed aardt.
The electrician advised us to earth the new wiring.
De elektricien adviseerde ons om de nieuwe bedrading te aarden.