due

US /duː/
UK /duː/
"due" picture
1.

verwacht, verschuldigd

expected at a certain time

:
•
The train is due to arrive at 3 PM.
De trein wordt verwacht om 15.00 uur aan te komen.
•
The baby is due next month.
De baby wordt volgende maand verwacht.
:
scheduledexpectedanticipated
2.

verschuldigd, te betalen

owed or owing as a debt or obligation

:
•
The payment is due on the first of the month.
De betaling is verschuldigd op de eerste van de maand.
•
He still has some money due to him.
Hij heeft nog steeds wat geld tegoed.
:
owingpayableoutstanding
3.

behoorlijk, passend

of the proper quality or extent; adequate

:
•
After due consideration, we decided to proceed.
Na behoorlijke overweging besloten we door te gaan.
•
Give the matter due attention.
Geef de zaak voldoende aandacht.
:
properappropriatesufficientadequate
1.

rechtstreeks, precies

directly; exactly

:
•
The arrow flew due north.
De pijl vloog recht naar het noorden.
•
The sun was shining due east.
De zon scheen recht naar het oosten.
:
directlystraightexactly
1.

contributie, kosten

a payment or fee that is owed

:
•
Membership dues are payable annually.
Lidmaatschapsgelden zijn jaarlijks verschuldigd.
•
He paid his dues and renewed his subscription.
Hij betaalde zijn contributie en verlengde zijn abonnement.
:
feeschargespayments
:
due toin due timein due coursewith all due respectwith (all due) respectgive the devil his duegive credit where credit is due