do over
US /duː ˈoʊvər/
UK /duː ˈoʊvər/
1.
opnieuw doen, overdoen
to do something again from the beginning, especially because you did it badly the first time
:
•
I made so many mistakes on this report, I'll have to do it over.
Ik heb zoveel fouten gemaakt in dit rapport, ik zal het opnieuw moeten doen.
•
The teacher told him to do the assignment over.
De leraar zei hem de opdracht opnieuw te doen.
2.
in elkaar slaan, afranselen
to attack and beat someone severely
:
•
The gang threatened to do him over if he didn't pay up.
De bende dreigde hem in elkaar te slaan als hij niet betaalde.
•
He was done over by a group of thugs outside the bar.
Hij werd in elkaar geslagen door een groep schurken buiten de bar.