do good

US /duː ɡʊd/
UK /duː ɡʊd/
"do good" picture
1.

goed doen, baten

to be beneficial or helpful to someone or something

:
A good night's sleep will do you good.
Een goede nachtrust zal je goed doen.
Volunteering at the shelter really does a lot of good for the community.
Vrijwilligerswerk in het opvangcentrum doet veel goeds voor de gemeenschap.
2.

goed doen, liefdadigheid verrichten

to perform acts of kindness or charity

:
She always tries to do good in the world by helping those in need.
Ze probeert altijd goed te doen in de wereld door mensen in nood te helpen.
Many charities are dedicated to doing good for underprivileged children.
Veel liefdadigheidsinstellingen zijn toegewijd aan goed doen voor kansarme kinderen.