coping

US /ˈkoʊ.pɪŋ/
UK /ˈkoʊ.pɪŋ/
"coping" picture
1.

omgaan met, aankunnen

dealing effectively with something difficult

:
She is still coping with the loss of her mother.
Ze is nog steeds aan het omgaan met het verlies van haar moeder.
He's coping well under pressure.
Hij gaat goed om met druk.
1.

coping, omgaan

the act of dealing with something difficult

:
Her coping mechanisms are very healthy.
Haar copingmechanismen zijn erg gezond.
The seminar focused on stress coping strategies.
Het seminarie richtte zich op stresscopingstrategieën.