controlled
US /kənˈtroʊld/
UK /kənˈtroʊld/

1.
gecontroleerd, beheerst
having power over something or someone
:
•
The situation is now controlled.
De situatie is nu onder controle.
•
He felt completely controlled by his emotions.
Hij voelde zich volledig beheerst door zijn emoties.
2.
beheerst, kalm
calm and showing no emotion
:
•
She maintained a very controlled demeanor throughout the interview.
Ze behield een zeer beheerste houding gedurende het hele interview.
•
His voice was calm and controlled, despite the tension.
Zijn stem was kalm en beheerst, ondanks de spanning.
1.
controleerde, beheerste
past tense and past participle of control
:
•
The government controlled the economy.
De regering controleerde de economie.
•
He has controlled his anger for years.
Hij heeft zijn woede jarenlang beheerst.