consumption
US /kənˈsʌmp.ʃən/
UK /kənˈsʌmp.ʃən/
1.
verbruik, consumptie
the action of using up a resource
:
•
Water consumption increases during summer.
Waterverbruik neemt toe in de zomer.
•
Energy consumption needs to be reduced.
Energieverbruik moet worden verminderd.
2.
consumptie, inname
the eating, drinking, or ingesting of something
:
•
The consumption of sugary drinks is linked to health issues.
De consumptie van suikerhoudende dranken is gekoppeld aan gezondheidsproblemen.
•
Moderation in food consumption is key to a healthy diet.
Matiging in voedselconsumptie is essentieel voor een gezond dieet.
3.
consumptie, bestedingen
the purchase of goods and services by individuals for their own use
:
•
Consumer consumption drives economic growth.
Consumentenconsumptie stimuleert economische groei.
•
Retail sales are a key indicator of household consumption.
Detailhandelsverkopen zijn een belangrijke indicator van huishoudelijke consumptie.