climbing
US /ˈklaɪ.mɪŋ/
UK /ˈklaɪ.mɪŋ/

1.
klimmen, beklimming
the sport or activity of ascending mountains or cliffs
:
•
She enjoys rock climbing in her free time.
Ze geniet in haar vrije tijd van rotsklimmen.
•
Mountain climbing requires specialized gear and training.
Bergklimmen vereist gespecialiseerde uitrusting en training.
1.
stijgend, klimmend
going up or ascending
:
•
The airplane was steadily climbing to its cruising altitude.
Het vliegtuig was gestaag aan het stijgen naar zijn kruishoogte.
•
The temperature has been climbing all week.
De temperatuur is de hele week al aan het stijgen.