claw

US /klɑː/
UK /klɑː/
"claw" picture
1.

klauw

a curved, pointed horny nail on each digit of the foot in birds, lizards, and some mammals.

:
•
The cat sharpened its claws on the scratching post.
De kat scherpte zijn klauwen aan de krabpaal.
•
The eagle gripped its prey with its powerful claws.
De adelaar greep zijn prooi met zijn krachtige klauwen.
:
talonnailhook
2.

schaar, klauw

a pincerlike extremity of a crab or lobster.

:
•
The crab used its large claw to defend itself.
De krab gebruikte zijn grote schaar om zichzelf te verdedigen.
•
He cracked the lobster's claw to get to the meat.
Hij kraakte de schaar van de kreeft om bij het vlees te komen.
:
pincernipper
1.

klauwen, krabben

to scratch, tear, or pull with claws or fingernails.

:
•
The cat tried to claw its way up the curtains.
De kat probeerde zich met zijn klauwen een weg omhoog te banen langs de gordijnen.
•
He had to claw his way through the dense undergrowth.
Hij moest zich met moeite een weg klauwen door het dichte kreupelhout.
:
scratchraketearrip
:
claw hammerbear claw