cinch
US /sɪntʃ/
UK /sɪntʃ/

1.
fluitje van een cent, makkie
an extremely easy task
:
•
Learning to ride a bike was a cinch for him.
Leren fietsen was een fluitje van een cent voor hem.
•
The exam was a cinch; I finished it in half the time.
Het examen was een makkie; ik was in de helft van de tijd klaar.
2.
singel, buikriem
a strap or band that holds a saddle or pack on a horse or other animal
:
•
He tightened the cinch around the horse's belly.
Hij trok de singel strak om de buik van het paard.
•
Make sure the cinch is secure before you ride.
Zorg ervoor dat de singel goed vastzit voordat je gaat rijden.
1.
vastmaken, aansingelen
to fasten (a saddle or pack) on a horse or other animal with a cinch
:
•
He carefully cinched the saddle onto the horse.
Hij singelde voorzichtig het zadel op het paard.
•
Make sure to cinch the pack tightly so it doesn't shift.
Zorg ervoor dat je de rugzak stevig vastmaakt zodat hij niet verschuift.
2.
verzekeren, vastzetten
to make something certain or secure
:
•
This new contract will cinch the deal for us.
Dit nieuwe contract zal de deal voor ons bezegelen.
•
His strong performance will cinch his spot on the team.
Zijn sterke prestatie zal zijn plek in het team verzekeren.