chat

US /tʃæt/
UK /tʃæt/
"chat" picture
1.

praten, kletsen

to talk in a friendly and informal way

:
We spent hours chatting about everything.
We hebben urenlang over alles gepraat.
She likes to chat with her friends online.
Ze houdt ervan om online met haar vrienden te chatten.
1.

praatje, babbel

a friendly, informal conversation

:
We had a nice chat over coffee.
We hadden een leuke babbel onder het genot van een kopje koffie.
I need to have a quick chat with you.
Ik moet even snel met je praten.