chase
US /tʃeɪs/
UK /tʃeɪs/

1.
achtervolgen, najagen
to pursue in order to catch or catch up with
:
•
The dog loves to chase squirrels in the park.
De hond houdt ervan om eekhoorns in het park te achtervolgen.
•
Police were called to chase a suspect through the streets.
De politie werd gebeld om een verdachte door de straten te achtervolgen.
2.
najagen, streven naar
to try to achieve (a goal)
:
•
Many young people chase their dreams of becoming famous.
Veel jonge mensen jagen hun dromen na om beroemd te worden.
•
He spent his life chasing wealth and power.
Hij bracht zijn leven door met het najagen van rijkdom en macht.
1.
achtervolging, jacht
an act of pursuing someone or something
:
•
The police car was in hot chase of the runaway vehicle.
De politieauto was in een hete achtervolging van het weggelopen voertuig.
•
The children enjoyed a playful chase around the garden.
De kinderen genoten van een speelse achtervolging door de tuin.