casualty
US /ˈkæʒ.uː.əl.ti/
UK /ˈkæʒ.uː.əl.ti/
1.
slachtoffer, gewonde, dode
a person killed or injured in a war or accident
:
•
There were many casualties in the earthquake.
Er waren veel slachtoffers bij de aardbeving.
•
The battle resulted in heavy casualties on both sides.
De slag resulteerde in zware slachtoffers aan beide zijden.
2.
slachtoffer, dupe
a person or thing that is badly affected by an event or situation
:
•
Small businesses are often the first casualties of an economic downturn.
Kleine bedrijven zijn vaak de eerste slachtoffers van een economische neergang.
•
His reputation was an unfortunate casualty of the scandal.
Zijn reputatie was een ongelukkig slachtoffer van het schandaal.