brick

US /brɪk/
UK /brɪk/
"brick" picture
1.

baksteen

a block of hard material used in building, typically made of fired clay

:
The house was built with red bricks.
Het huis is gebouwd met rode bakstenen.
He laid each brick carefully.
Hij legde elke baksteen zorgvuldig.
2.

bouwsteen, speelgoedblok

a child's toy building block

:
The children were playing with colorful plastic bricks.
De kinderen speelden met kleurrijke plastic bouwstenen.
He built a tall tower out of toy bricks.
Hij bouwde een hoge toren van speelgoedbouwstenen.
3.

baksteen (telefoon), oude telefoon

a large, heavy, and often outdated mobile phone

:
My old phone is such a brick, it barely fits in my pocket.
Mijn oude telefoon is zo'n baksteen, hij past nauwelijks in mijn zak.
Before smartphones, many cell phones were big bricks.
Vóór smartphones waren veel mobiele telefoons grote bakstenen.
1.

bricken, onbruikbaar maken

to render an electronic device permanently inoperable, typically due to a software malfunction or incorrect firmware update

:
Be careful when flashing custom ROMs, you might brick your phone.
Wees voorzichtig met het flashen van aangepaste ROM's, je zou je telefoon kunnen bricken.
The faulty update caused many devices to brick.
De defecte update zorgde ervoor dat veel apparaten gebrickt werden.