bickering

US /ˈbɪk.ɚ.ɪŋ/
UK /ˈbɪk.ɚ.ɪŋ/
"bickering" picture
1.

gekibbel, ruzie

petty quarreling, especially between family members or close friends

:
Their constant bickering over small things was annoying.
Hun constante gekibbel over kleine dingen was irritant.
The children's bickering filled the house.
Het gekibbel van de kinderen vulde het huis.
1.

kibbelen, ruziemaken

engaging in petty quarreling

:
They spent the whole trip bickering about directions.
Ze brachten de hele reis kibbelend over de route door.
The siblings were always bickering over toys.
De broers en zussen waren altijd aan het kibbelen over speelgoed.