bewitch

US /bɪˈwɪtʃ/
UK /bɪˈwɪtʃ/
"bewitch" picture
1.

betoveren, verheksen

cast a spell over (someone)

:
The old sorceress tried to bewitch the prince with her dark magic.
De oude tovenares probeerde de prins te betoveren met haar duistere magie.
She felt as if she had been bewitched by his charming words.
Ze voelde zich alsof ze betoverd was door zijn charmante woorden.
2.

betoveren, fascineren, bekoren

fill with delight; fascinate

:
The beauty of the landscape seemed to bewitch everyone who saw it.
De schoonheid van het landschap leek iedereen die het zag te betoveren.
Her performance on stage completely bewitched the audience.
Haar optreden op het podium betoverde het publiek volledig.