beach
US /biːtʃ/
UK /biːtʃ/

1.
1.
aan land brengen, stranden
to run or drive (a boat or other vessel) ashore
:
•
The captain decided to beach the damaged ship to prevent it from sinking.
De kapitein besloot het beschadigde schip aan land te brengen om te voorkomen dat het zonk.
•
They managed to beach the small boat safely during the storm.
Ze slaagden erin de kleine boot veilig aan land te brengen tijdens de storm.