banquet

US /ˈbæŋ.kwət/
UK /ˈbæŋ.kwət/
"banquet" picture
1.

banket, feestmaal

a formal meal for many people, often followed by speeches

:
The charity hosted a grand banquet to raise funds.
De liefdadigheidsinstelling organiseerde een groots banket om fondsen te werven.
The king held a lavish banquet for his foreign guests.
De koning hield een weelderig banket voor zijn buitenlandse gasten.
1.

banketteren, feestvieren

to entertain with a banquet

:
They will banquet the visiting dignitaries tonight.
Ze zullen de bezoekende hoogwaardigheidsbekleders vanavond banketteren.
The villagers decided to banquet the returning heroes.
De dorpelingen besloten de terugkerende helden te banketteren.