badge

US /bædʒ/
UK /bædʒ/
"badge" picture
1.

badge, insigne

a distinctive emblem worn as a mark of office, membership, achievement, licensed employment, etc.

:
He proudly displayed his police badge.
Hij toonde trots zijn politiebadge.
Each scout received a merit badge for completing the task.
Elke scout ontving een verdienstebadge voor het voltooien van de taak.
1.

voorzien van een badge, markeren met een badge

to mark with a badge

:
The security guard will badge all visitors upon entry.
De bewaker zal alle bezoekers bij binnenkomst voorzien van een badge.
Each participant was badged with a unique number.
Elke deelnemer werd voorzien van een badge met een uniek nummer.