arrive at
US /əˈraɪv æt/
UK /əˈraɪv æt/
1.
aankomen op, bereiken
to reach a place, especially at the end of a journey
:
•
We will arrive at the airport by noon.
We zullen tegen de middag aankomen op de luchthaven.
•
What time did you arrive at the hotel?
Hoe laat kwam je aan bij het hotel?
2.
tot een besluit komen, bereiken
to reach a decision, conclusion, or solution after much thought or discussion
:
•
After a long debate, they finally arrived at a compromise.
Na een lang debat kwamen ze eindelijk tot een compromis.
•
We need to arrive at a solution quickly.
We moeten snel tot een oplossing komen.