a piece of cake
US /ə piːs əv keɪk/
UK /ə piːs əv keɪk/

1.
een fluitje van een cent, erg makkelijk
something that is very easy to do
:
•
The exam was a piece of cake; I finished it in half the time.
Het examen was een fluitje van een cent; ik was er in de helft van de tijd mee klaar.
•
Learning to ride a bike was a piece of cake for him.
Leren fietsen was een fluitje van een cent voor hem.