wipe the floor with
US /waɪp ðə flɔr wɪθ/
UK /waɪp ðə flɔr wɪθ/
1.
verpletteren, met de grond gelijk maken
to defeat someone very easily or thoroughly
:
•
Our team is going to wipe the floor with them in the championship.
Ons team gaat ze verpletteren in het kampioenschap.
•
The lawyer wiped the floor with the opposing counsel during the cross-examination.
De advocaat veegde de vloer aan met de tegenpartij tijdens het kruisverhoor.
2.
slecht behandelen, vernederen
to treat someone very badly or disrespectfully
:
•
He always tries to wipe the floor with his subordinates.
Hij probeert altijd zijn ondergeschikten slecht te behandelen.
•
Don't let them wipe the floor with you; stand up for yourself!
Laat ze je niet slecht behandelen; kom voor jezelf op!