wholesale
US /ˈhoʊl.seɪl/
UK /ˈhoʊl.seɪl/
1.
groothandel, in het groot
the selling of goods in large quantities to be retailed by others.
:
•
The company deals wholesale in electronic components.
Het bedrijf handelt groothandel in elektronische componenten.
•
They buy their products wholesale and sell them at retail prices.
Ze kopen hun producten groothandel in en verkopen ze tegen detailhandelsprijzen.
2.
grootschalig, volledig
on a large scale; extensively.
:
•
The government implemented reforms wholesale.
De regering voerde hervormingen grootschalig door.
•
They decided to change their strategy wholesale.
Ze besloten hun strategie volledig te veranderen.
1.
groothandel, groothandels-
relating to the selling of goods in large quantities to be retailed by others.
:
•
We offer wholesale prices to our business partners.
Wij bieden groothandelsprijzen aan onze zakenpartners.
•
The company operates a wholesale distribution network.
Het bedrijf exploiteert een groothandelsdistributienetwerk.
1.
groothandel
the business of selling goods in large quantities to be retailed by others.
:
•
He works in wholesale, supplying goods to various stores.
Hij werkt in de groothandel en levert goederen aan verschillende winkels.
•
The company expanded its operations into wholesale.
Het bedrijf breidde zijn activiteiten uit naar de groothandel.