verbal
US /ˈvɝː.bəl/
UK /ˈvɝː.bəl/

1.
mondeling, verbaal
relating to or in the form of words
:
•
He gave a verbal promise.
Hij gaf een mondelinge belofte.
•
The contract requires a written agreement, not just a verbal one.
Het contract vereist een schriftelijke overeenkomst, niet alleen een mondelinge.
2.
verbaal, werkwoordelijk
relating to a verb
:
•
In grammar, a gerund is a verbal noun.
In de grammatica is een gerundium een verbaal zelfstandig naamwoord.
•
The infinitive is a non-finite verbal form.
De infinitief is een niet-finiete verbale vorm.