vacuum

US /ˈvæk.juːm/
UK /ˈvæk.juːm/
"vacuum" picture
1.

vacuüm

a space entirely devoid of matter

:
•
Scientists created a near-perfect vacuum in the lab.
Wetenschappers creëerden een bijna perfect vacuüm in het laboratorium.
•
Sound cannot travel through a vacuum.
Geluid kan niet door een vacuüm reizen.
:
emptinessvoidspace
2.

stofzuiger

an electrical appliance that cleans floors and other surfaces by sucking up dust and dirt

:
•
I need to buy a new vacuum for the house.
Ik moet een nieuwe stofzuiger kopen voor in huis.
•
The robot vacuum cleans the floor automatically.
De robotstofzuiger reinigt de vloer automatisch.
:
hoovervacuum cleaner
1.

stofzuigen

to clean with a vacuum cleaner

:
•
I need to vacuum the carpets before the guests arrive.
Ik moet de tapijten stofzuigen voordat de gasten komen.
•
She spent the morning vacuuming the entire house.
Ze bracht de ochtend door met het stofzuigen van het hele huis.
:
hooverclean
:
vacuum cleanervacuum-packed