unspoken
US /ʌnˈspoʊ.kən/
UK /ʌnˈspoʊ.kən/

1.
onuitgesproken, impliciet
not expressed in speech; unstated or implicit
:
•
There was an unspoken agreement between them.
Er was een onuitgesproken overeenkomst tussen hen.
•
Her eyes conveyed an unspoken message.
Haar ogen brachten een onuitgesproken boodschap over.