unexpected
US /ˌʌn.ɪkˈspek.tɪd/
UK /ˌʌn.ɪkˈspek.tɪd/

1.
onverwacht, verrassend
not expected or foreseen; surprising
:
•
The news of her resignation was completely unexpected.
Het nieuws van haar ontslag was volkomen onverwacht.
•
We had an unexpected visitor this morning.
We hadden vanmorgen een onverwachte bezoeker.