twice

US /twaɪs/
UK /twaɪs/
"twice" picture
1.

tweemaal, twee keer

two times; on two occasions

:
I've been to Paris twice.
Ik ben twee keer in Parijs geweest.
He checked the lock twice to make sure it was secure.
Hij controleerde het slot twee keer om er zeker van te zijn dat het veilig was.
2.

tweemaal, twee keer

double the amount or degree

:
The new car costs twice as much as the old one.
De nieuwe auto kost twee keer zoveel als de oude.
She is twice as tall as her younger brother.
Ze is twee keer zo lang als haar jongere broer.