space out
US /speɪs aʊt/
UK /speɪs aʊt/

1.
afwezig zijn, wegdromen
to become inattentive, distracted, or dreamy
:
•
I tend to space out during long meetings.
Ik heb de neiging om te verdwijnen in gedachten tijdens lange vergaderingen.
•
She just spaced out and didn't hear a word I said.
Ze was gewoon afwezig en hoorde geen woord van wat ik zei.
2.
uit elkaar plaatsen, verspreiden
to arrange or distribute items with intervals or gaps between them
:
•
You need to space out the plants evenly in the garden.
Je moet de planten gelijkmatig uit elkaar plaatsen in de tuin.
•
Try to space out your study sessions to avoid burnout.
Probeer je studiesessies te verspreiden om een burn-out te voorkomen.