Betekenis van het woord snowboard in het Nederlands
Wat betekent snowboard in het Engels? Ontdek de betekenis, uitspraak en specifiek gebruik van dit woord met Lingoland
snowboard
US /ˈsnoʊ.bɔːrd/
UK /ˈsnoʊ.bɔːrd/

Zelfstandig Naamwoord
1.
snowboard
a board resembling a short broad ski, used for sliding downhill over snow.
Voorbeeld:
•
He strapped on his snowboard and headed for the slopes.
Hij bond zijn snowboard vast en ging de hellingen op.
•
She bought a new snowboard for the winter season.
Ze kocht een nieuw snowboard voor het winterseizoen.
Werkwoord
1.
snowboarden
to ride on a snowboard.
Voorbeeld:
•
They went to the mountains to snowboard.
Ze gingen naar de bergen om te snowboarden.
•
I learned to snowboard last winter.
Ik heb afgelopen winter leren snowboarden.
Synoniem:
Leer dit woord op Lingoland
Gerelateerd Woord: