snoot
US /snuːt/
UK /snuːt/
1.
snob, kakker
a person who believes that they are better than other people, especially in matters of taste or culture
:
•
He's such a snoot, always looking down on anyone who doesn't appreciate classical music.
Hij is zo'n snob, altijd neerkijkend op iedereen die klassieke muziek niet waardeert.
•
The art critic was known as a bit of a snoot, only praising obscure artists.
De kunstcriticus stond bekend als een beetje een snob, die alleen obscure artiesten prees.
1.
snobben, neerkijken op
to behave in a snobbish or disdainful way
:
•
She tends to snoot at anyone who doesn't share her expensive tastes.
Ze heeft de neiging om neer te kijken op iedereen die haar dure smaak niet deelt.
•
Don't snoot at their simple ideas; sometimes the simplest solutions are the best.
Kijk niet neer op hun simpele ideeën; soms zijn de eenvoudigste oplossingen de beste.