shell
US /ʃel/
UK /ʃel/

1.
2.
schelp, pantser
the hard protective outer case of a mollusk or crustacean
:
•
We collected beautiful sea shells on the beach.
We verzamelden prachtige zeeschelpen op het strand.
•
The hermit crab lives in a borrowed shell.
De heremietkreeft leeft in een geleende schelp.
3.
granaat, projectiel
an explosive projectile fired from a large gun or cannon
:
•
The artillery fired a barrage of shells.
De artillerie vuurde een barrage van granaten af.
•
The building was hit by an enemy shell.
Het gebouw werd geraakt door een vijandelijke granaat.
1.