seminar
US /ˈsem.ə.nɑːr/
UK /ˈsem.ə.nɑːr/
1.
seminar, studiebijeenkomst
a conference or other meeting for discussion or training
:
•
I attended a seminar on digital marketing.
Ik heb een seminar over digitale marketing bijgewoond.
•
The company hosts weekly training seminars for new employees.
Het bedrijf organiseert wekelijkse trainingsseminars voor nieuwe medewerkers.
2.
seminar, werkgroep
a class at a university or college in which a small group of students and a teacher discuss a particular subject
:
•
She presented her research findings in the history seminar.
Ze presenteerde haar onderzoeksresultaten in het geschiedenisseminar.
•
Students are required to attend all weekly seminars.
Studenten zijn verplicht alle wekelijkse seminars bij te wonen.