rejoin
US /ˌriːˈdʒɔɪn/
UK /ˌriːˈdʒɔɪn/

1.
weer samenvoegen, herenigen
join together again; reconnect
:
•
The two separated sections will rejoin at the next intersection.
De twee gescheiden secties zullen bij de volgende kruising weer samenkomen.
•
After the break, the group will rejoin for the final discussion.
Na de pauze zal de groep weer samenkomen voor de laatste discussie.
2.
antwoorden, repliek geven
say something in reply; retort
:
•
"That's not fair!" she exclaimed, and he quickly rejoined, "Life isn't always fair."
"Dat is niet eerlijk!" riep ze uit, en hij antwoordde snel: "Het leven is niet altijd eerlijk."
•
He paused, considering his words, before he rejoined the debate.
Hij pauzeerde, overwoog zijn woorden, voordat hij zich weer voegde in het debat.