polarity
US /poʊˈler.ə.t̬i/
UK /poʊˈler.ə.t̬i/
1.
polariteit, tegenstelling
the state of having two opposite or contradictory tendencies, opinions, or aspects
:
•
The debate highlighted the polarity between the two political parties.
Het debat benadrukte de polariteit tussen de twee politieke partijen.
•
There's a strong polarity between their views on the economy.
Er is een sterke polariteit tussen hun standpunten over de economie.
2.
polariteit
the property of having poles or being polar
:
•
Magnets exhibit polarity, with a north and south pole.
Magneten vertonen polariteit, met een noord- en zuidpool.
•
The electrical current has a specific polarity.
De elektrische stroom heeft een specifieke polariteit.