one-way
US /ˈwʌn.weɪ/
UK /ˈwʌn.weɪ/

1.
eenrichtings-, enkel
moving or allowing movement in only one direction
:
•
This is a one-way street.
Dit is een eenrichtingsstraat.
•
We need a one-way ticket to London.
We hebben een enkele reis naar Londen nodig.
2.
eenrichtings-, eenzijdig
involving only one party or side; not reciprocal
:
•
Their communication was strictly one-way.
Hun communicatie was strikt eenrichtingsverkeer.
•
It was a one-way conversation, with him doing all the talking.
Het was een eenrichtingsgesprek, waarbij hij al het praten deed.