never

US /ˈnev.ɚ/
UK /ˈnev.ɚ/
"never" picture
1.

nooit

at no time; not ever

:
I have never been to Paris.
Ik ben nooit in Parijs geweest.
She never forgets a face.
Ze vergeet nooit een gezicht.
2.

nooit, geenszins

not at all; in no way

:
That's never going to work.
Dat gaat nooit werken.
I would never do such a thing.
Ik zou zoiets nooit doen.