muscle

US /ˈmʌs.əl/
UK /ˈmʌs.əl/
"muscle" picture
1.

spier

a band or bundle of fibrous tissue in a human or animal body that has the ability to contract, producing movement in or maintaining the position of parts of the body.

:
•
He pulled a muscle in his leg while running.
Hij verrekte een spier in zijn been tijdens het rennen.
•
Regular exercise helps build strong muscles.
Regelmatige lichaamsbeweging helpt sterke spieren op te bouwen.
:
sinewtendonbrawn
2.

spierkracht, kracht

physical strength

:
•
He used his muscle to lift the heavy box.
Hij gebruikte zijn spierkracht om de zware doos op te tillen.
•
The company has enough financial muscle to expand.
Het bedrijf heeft genoeg financiële kracht om uit te breiden.
:
strengthpowermightbrawnvigor
1.

zich opdringen, met geweld binnendringen

to use force or influence to achieve something

:
•
The company tried to muscle its way into the new market.
Het bedrijf probeerde zich met geweld een weg te banen naar de nieuwe markt.
•
He had to muscle his way through the crowd.
Hij moest zich met geweld een weg banen door de menigte.
:
forcepushshovebullycoerce
:
muscle memorypull a muscleflex your muscles