moody
US /ˈmuː.di/
UK /ˈmuː.di/
1.
stemmingswisselig, humeurig
having moods that change quickly and often
:
•
He's been very moody lately, laughing one minute and angry the next.
Hij is de laatste tijd erg stemmingswisselig, het ene moment lachend en het volgende boos.
•
Her sudden outbursts show how moody she can be.
Haar plotselinge uitbarstingen laten zien hoe stemmingswisselig ze kan zijn.
2.
stemmig, somber
causing or expressing a particular mood, especially a gloomy or dark one
:
•
The artist is known for his moody landscapes, often featuring dark skies and stormy seas.
De kunstenaar staat bekend om zijn stemmige landschappen, vaak met donkere luchten en stormachtige zeeën.
•
The lighting in the room created a very moody atmosphere.
De verlichting in de kamer creëerde een zeer stemmige sfeer.