mania
US /ˈmeɪ.ni.ə/
UK /ˈmeɪ.ni.ə/

1.
manie
mental illness marked by periods of great excitement, euphoria, delusions, and overactivity.
:
•
She was diagnosed with bipolar disorder, which includes episodes of mania.
Ze werd gediagnosticeerd met een bipolaire stoornis, die periodes van manie omvat.
•
During his mania, he felt invincible and made impulsive decisions.
Tijdens zijn manie voelde hij zich onoverwinnelijk en nam hij impulsieve beslissingen.
2.
manie, obsessie
an obsessive enthusiasm for something.
:
•
He has a mania for collecting rare stamps.
Hij heeft een manie voor het verzamelen van zeldzame postzegels.
•
The city was gripped by a shopping mania during the holiday season.
De stad werd gegrepen door een winkelmanie tijdens de feestdagen.