passion
US /ˈpæʃ.ən/
UK /ˈpæʃ.ən/
1.
passie, hartstocht
a strong and barely controllable emotion
:
•
He spoke with great passion about his beliefs.
Hij sprak met grote passie over zijn overtuigingen.
•
Her eyes burned with passion.
Haar ogen brandden van passie.
2.
passie, liefhebberij
an intense desire or enthusiasm for something
:
•
He has a great passion for music.
Hij heeft een grote passie voor muziek.
•
Her passion for painting led her to pursue art as a career.
Haar passie voor schilderen leidde haar ertoe kunst als carrière na te streven.
3.
Passie, Lijdensgeschiedenis
the suffering and death of Jesus Christ
:
•
The sermon focused on the Passion of Christ.
De preek concentreerde zich op de Passie van Christus.
•
Many religious artworks depict the Passion.
Veel religieuze kunstwerken beelden de Passie uit.