make time
US /meɪk taɪm/
UK /meɪk taɪm/

1.
tijd vrijmaken, tijd vinden
to find an opportunity or schedule time for something, despite being busy
:
•
I'm really busy, but I'll try to make time for your project.
Ik heb het erg druk, maar ik zal proberen tijd vrij te maken voor jouw project.
•
You need to make time for your family, even with your busy schedule.
Je moet tijd vrijmaken voor je familie, zelfs met je drukke schema.