leaden

US /ˈled.ən/
UK /ˈled.ən/
"leaden" picture
1.

zwaar, loom, traag

dull, heavy, or slow

:
The atmosphere in the room was leaden and oppressive.
De sfeer in de kamer was zwaar en beklemmend.
His steps were leaden as he walked slowly away.
Zijn stappen waren zwaar toen hij langzaam wegliep.
2.

loodgrijs, grauw

of the color of lead; dull gray

:
The sky was a uniform, leaden gray, threatening rain.
De lucht was een egaal, loodgrijs, dreigend met regen.
Her face was a leaden white after she heard the bad news.
Haar gezicht was loodwit nadat ze het slechte nieuws hoorde.
3.

loden, van lood

made of lead

:
The old church had a beautiful leaden roof.
De oude kerk had een prachtig loden dak.
He held a small, leaden figurine in his hand.
Hij hield een klein, loden beeldje in zijn hand.