jenny
US /ˈdʒen.i/
UK /ˈdʒen.i/

1.
ezelin
a female donkey
:
•
The farmer's jenny gave birth to a healthy foal.
De ezelin van de boer beviel van een gezond veulen.
•
We saw a jenny and her foal grazing in the field.
We zagen een ezelin en haar veulen grazen in het veld.
2.
machine, generator
a machine, especially a spinning jenny or a generator
:
•
The old spinning jenny was a marvel of early industrial engineering.
De oude spinmachine (spinning jenny) was een wonder van vroege industriële engineering.
•
The portable jenny provided power to the remote campsite.
De draagbare generator leverde stroom aan de afgelegen camping.