isolation
US /ˌaɪ.səlˈeɪ.ʃən/
UK /ˌaɪ.səlˈeɪ.ʃən/

1.
isolatie, afzondering
the process or fact of isolating or being isolated.
:
•
The patient was placed in isolation to prevent the spread of the virus.
De patiënt werd in isolatie geplaatst om de verspreiding van het virus te voorkomen.
•
She felt a sense of deep isolation after moving to a new city.
Ze voelde een diep gevoel van isolatie na haar verhuizing naar een nieuwe stad.