interlace

US /ˌɪn.t̬ɚˈleɪs/
UK /ˌɪn.t̬ɚˈleɪs/
"interlace" picture
1.

vervlechten, ineenvlechten

to cross or be crossed intricately together; interweave.

:
The branches of the trees interlace to form a natural canopy.
De takken van de bomen vlechten in elkaar om een natuurlijke luifel te vormen.
She watched as the threads interlaced on the loom.
Ze keek hoe de draden op het weefgetouw in elkaar grepen.